1.2 miljard euro om de kenniseconomie in Nederland op peil te houden

3 oktober 2022

Minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt de komende jaren 1,2 miljard euro beschikbaar. Dit bedrag moet ervoor zorgen dat Nederland als kenniseconomie goed aangeschreven blijft. Een leven lang leren en je steeds bijscholen of indien nodig omscholen moet voor werkenden en niet-werkenden heel normaal worden, is haar mening. Vacatures zijn lastig te vervullen. Werkgevers zullen dan ook vaker mensen moeten aannemen die nog deels moeten worden opgeleid, zo waarschuwde het UWV al.

Cursusdeelname werkenden daalt

Uit cijfers van het ROA blijkt dat het aantal werkenden dat een cursus of opleiding volgt de laatste jaren daalt. Tussen 2017 en 2020 nam het percentage af met 3 procentpunt naar 51%. Dit blijkt uit cijfers van Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt. Om deze tendens te keren besloot het kabinet om de komende 5 jaar in totaal 1,2 miljard euro beschikbaar te stellen. Dit bedrag moet ervoor zorgen dat werkenden worden ondersteund bij het volgen van een opleiding. Een dergelijke opleiding moet hen meer kansen geeft op de arbeidsmarkt. Bovendien moet het werkgevers in staat stellen om personeel aan te nemen dat aanvullende scholing nodig heeft om een vacature goed te kunnen vervullen.

De minister wil hiermee bewerkstelligen dat het ‘de normaalste zaak van de wereld’ wordt dat je blijft leren als je van school komt of je studie hebt afgerond. Dat is goed voor Nederland als kenniseconomie. Dit geldt eveneens voor de individuele ontwikkeling en daarmee kansen op de arbeidsmarkt om door te groeien.

1,2 miljard euro om de kenniseconomie in Nederland op peil te houden

Vooral steun voor het MKB

Minister Van Gennip wil met name kleinere bedrijven in het MKB helpen met het studiebudget. Grotere organisaties hebben over het algemeen een HR-afdeling die zich fulltime kan bezighouden met persoonlijke ontwikkelplannen van het personeel en een bijbehorend opleidingsaanbod. Bij kleinere bedrijven is dat veel lastiger. Daar is voor dit soort taken geen apart personeel beschikbaar is en evenmin budget. De STAP-regeling, het budget dat nu voor iedereen beschikbaar is en dat een budget van maximaal 1.000 euro biedt om een opleiding of cursus te volgen, wordt in de toekomst mogelijk meer specifiek ingezet voor praktisch opgeleiden.

Deze groep, vaak met een wat latere opleiding, komt er vaak niet aan toe om te blijven leren. Juist deze mensen zijn langer inzetbaar als ze tijdens hun werkende leven kunnen bijleren. Daarnaast geeft het STAP budget de mogelijkheid om een andere richting op te gaan. Een timmerbedrijf zal een medewerker niet snel een metaalopleiding laten volgen als deze daarin verder wil, met het STAP budget kan dat wel.

Eisen STAP budget aangescherpt

Om het gebruik van het STAP budget daadwerkelijk in te zetten voor opleidingen die de Nederlandse kenniseconomie ten goede komen, wordt de uitvoering na iedere ronde geëvalueerd. Na kritiek zijn er bijvoorbeeld opleidingen uitgezonderd en worden de eisen voor opleidingsinstituten aangescherpt. Het unieke van STAP is dat het er voor iedereen is. Dus ook voor zzp’ers, werkzoekenden en flexwerkers. Dit zijn groepen die normaal gesproken lastiger toegang hebben tot een opleiding dan werknemers in loondienst. Het doel is en blijft mensen te stimuleren om zich verder te ontwikkelen. Dat geldt ook om eventueel de overstap te maken naar een andere baan, binnen of buiten het bedrijf. De minister geeft aan dat haar doel is bereikt als werkenden jaarlijks met zichzelf evalueren wat ze dit jaar hebben geleerd en wat ze voor hun ontwikkeling verder nog nodig hebben.

Bron: Het Financieele Dagblad