Nieuwe bestemmingen voor agrarische gebouwen

5 februari 2019

Er zijn in Nederland steeds meer leegstaande agrarische bedrijven. In 2016 was dit zo’n 10 procent van het totaal aantal agrarische bedrijven. Universiteit Wageningen voorspelt dat dit in 2030 maar liefst 25 procent zal zijn. Gemeentes en provincies zijn hier niet blij mee. Het zorgt op het platteland voor verpauperende panden en het is slecht voor de plaatselijke economie. Bovendien zijn leegstaande boerderijen ook nog eens aantrekkelijk voor criminelen.

Vooral in Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel is de leegstand groot. Deze provincies zien graag dat de bedrijven overgenomen worden, maar er zijn lang niet altijd gegadigden die het boerenleven willen leiden. Daarom sporen ze boeren nu aan om hun boerderij een andere bestemming te geven. Of om de boerderij te verkopen zodat er een andersoortig bedrijf kan komen.

Van boerderij naar zorginstelling

Dat dit zeer goed mogelijk is, blijkt wel in Halle, in de Achterhoek. Simon en Heimen Vos konden het varkensbedrijf van hun ouders overnemen. Het was namelijk financieel gezien totaal niet interessant voor hun ouders om het bedrijf te verkopen aan iemand anders. De boel laten verloederen was nog interessanter geweest. De broers besloten het bedrijf over te nemen en er een centrum voor jeugdzorg, sport en fysiotherapie van te maken. Zij runnen nu een succesvol bedrijf.

Subsidies voor boeren die iets anders willen

Noord-Brabant is vorig jaar begonnen met hulp bieden aan boeren. Zij ondersteunen hen financieel wanneer de boeren een herstart willen maken met hun bedrijf. Al zo’n 250 boeren hebben hier interesse voor. Ook Gelderland is bezig met het voorkomen van leegstand en verpaupering. Voor goede ideeën om agrarische bedrijven een andere bestemming te geven, geven zij subsidies weg van 25.000 tot 100.000 euro. De provincies willen wel dat nieuwe bedrijven een meerwaarde hebben voor de leefbaarheid van het gebied.

Het is moeilijker dan het lijkt

Volgens Dirk Strijker, hoogleraar plattelandsontwikkeling aan de Rijksuniversiteit Groningen, is het toch wel erg lastig om boerenbedrijven een andere bestemming te geven. Het zijn vaak grote complexen. Daar iets anders van maken is een flinke uitdaging, want welk bedrijf is groot genoeg om er gebruik van te maken? Bovendien zijn de kosten vaak erg hoog, onder meer doordat er vaak nog asbest in de stallen zit. En dan moet het bedrijf ook nog passen bij het platteland. De gebroeders Vos hebben geen problemen ondervonden bij het verbouwen van de boerderij van hun ouders. Ze hadden al die ruimte ook wel nodig voor hun plannen. En personeel vinden was ook niet moeilijk. Het sprak mensen juist aan dat ze konden werken op de rustige en afgelegen locatie op het platteland. De broers vinden dat je op deze manier jongeren kan aanmoedigen om op het platteland te blijven in plaats van dat ze naar de stad trekken.

Gemeentes willen wel, maar werken toch niet altijd mee

Bureaucratie is toch wel de grootste drempel voor nieuwe plannen voor boerenbedrijven. Bestemmingsplannen moeten aangepast worden en dat gebeurt niet zo snel, ondanks dat de gemeentes en provincies nieuwe initiatieven wel toejuichen. Ook zeggen gemeentes dat bepaalde activiteiten, zoals die van Heimen en Simon, in een dorp thuishoren, en niet in het buitengebied. De broers hebben zich hier niks van aangetrokken. Op papier hebben ze nog steeds een boerenbedrijf, maar dat maakt voor hen niks uit. Ze zeggen wel vaker om de regels heen te werken. Toch maken dit soort bureaucratische toestanden het veranderen van de bestemming van boerenbedrijven nog steeds een lastig verhaal.

Bron: NRC.nl