Gebrek aan sociale huur: waarom veel gemeenten achterblijven

27 januari 2025

Tekort aan sociale huurwoningen blijft groeien

Wie wint de strijd om de vrijgekomen sociale huurwoningIn veel gemeenten is het bouwen van sociale huurwoningen ver achtergebleven bij de landelijke doelstellingen. Tussen 2020 en 2023 bestond in maar liefst 275 van de 342 gemeenten minder dan 30% van de nieuwbouwwoningen uit sociale huur. In 34 gemeenten werd zelfs geen enkele corporatiewoning opgeleverd, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, verzameld door Aedes, de brancheorganisatie van woningcorporaties.

Het tekort aan sociale huurwoningen is een landelijk probleem. Veel mensen staan jarenlang op een wachtlijst, terwijl het kabinet wil dat minimaal 30% van alle nieuwbouw bestaat uit sociale huur. Woonminister Hugo de Jonge werkt aan wetgeving om gemeenten te dwingen dit percentage te halen, vooral waar sociale huur nu ver onder het landelijk gemiddelde van 26% ligt.

Corporaties lopen tegen beperkingen aan

Woningcorporaties geven aan dat zij wel willen bouwen, maar dat zij tegen verschillende obstakels aanlopen. Aedes-voorzitter Martin van Rijn benadrukt dat het tempo van de woningbouw omhoog moet. “Corporaties voegden in 2024 ruim 20.000 nieuwe woningen toe, maar zonder regie vanuit de overheid blijven bouwlocaties schaars,” zegt hij.

Daarnaast kampen corporaties met een hoge financiële druk door de verduurzamingsopgave. Tegen 2028 mogen sociale huurwoningen geen slecht energielabel meer hebben, een ambitieuze taak die veel middelen opslokt. Volgens verschillende wethouders, waaronder Patrick Kok van Nuenen, is er meer financiële steun nodig, bijvoorbeeld via het verlagen of afschaffen van vennootschapsbelasting voor corporaties.

De uitdagingen voor kleinere gemeenten

In kleinere gemeenten is de situatie vaak extra nijpend. In Nuenen, waar slechts 15,5% van de woningen sociale huur betreft, kwamen tussen 2020 en 2023 helemaal geen corporatiewoningen bij. Toch steunt wethouder Kok de ambitie om 30% sociale huur te realiseren, maar volgens hem moet de rijksoverheid corporaties financieel meer mogelijkheden geven. “Het verduurzamingstempo kan misschien iets lager, zodat er meer geld overblijft om te bouwen,” stelt hij.

Een soortgelijk geluid komt uit andere gemeenten, zoals Oost Gelre en Waddinxveen. Daar geven wethouders aan dat corporaties wel bouwplannen hebben, maar niet genoeg middelen om deze uit te voeren. “Zonder extra investeringscapaciteit blijven veel plannen op de plank liggen,” zegt Albert Kerssies, wethouder van Waddinxveen.

Uitschieters naar boven: de uitzonderingen

Hoewel veel gemeenten moeite hebben om de doelstellingen te halen, zijn er ook positieve voorbeelden. In Krimpen aan den IJssel was maar liefst 90% van de nieuwbouw tussen 2020 en 2023 sociale huur. Dit kwam door de oplevering van twee grote woonblokken, wat een uitzondering blijkt te zijn. Ook Wageningen presteerde goed, waar 62% van de nieuwbouw sociale huur betrof. De politieke samenstelling van de gemeente en de bouw van veel studentenwoningen speelden daarbij een belangrijke rol.

Deze voorbeelden tonen aan dat de ambitie haalbaar kan zijn, maar vaak afhankelijk is van specifieke lokale omstandigheden.

Wat kan er beter?

De discussie over sociale huur draait om meer dan alleen percentages. Gemeenten geven aan dat ze bereid zijn te voldoen aan landelijke eisen, maar vragen daarbij om financiële hulp en regie vanuit het Rijk. Het vergroten van bouwlocaties, verlagen van lasten voor corporaties en het balanceren van verduurzaming en nieuwbouw lijken cruciale stappen om het tekort op te lossen.

Een ding is zeker: zonder structurele veranderingen zullen veel gemeenten moeite blijven houden om voldoende sociale huurwoningen te realiseren.

Bron: nos.nl