Wonen in een vakantiehuis: de grenzen van recreatieve bewoning
11 november 2024
De zaak rondom permanent verblijf in een vakantiewoning
Een echtpaar dat een vakantiewoning kocht aan het Friese Tjeukemeer had de woning niet alleen als recreatief verblijf in gedachten: het werd hun vaste woonadres. Dit was echter niet volgens de regels van de gemeente De Fryske Marren. De gemeente stelde dat permanente bewoning niet past binnen het bestemmingsplan van het vakantiepark en legde een dwangsom van 15.000 euro op, waarmee het stel werd gedwongen elders een woonplek te vinden. Ondanks dat het echtpaar in bezwaar ging en naar de rechter stapte, bleef de gemeente vasthouden aan de handhaving van het bestemmingsplan.
Argumenten van de bewoners: wooncrisis en persoonlijke omstandigheden
Het echtpaar voerde diverse argumenten aan voor hun permanente bewoning. De huidige wooncrisis maakt het lastig om elders een huis te vinden, stelden ze, en hun persoonlijke omstandigheden maakten de verhuizing naar een alternatieve locatie haast onmogelijk. Door de coronacrisis hadden ze hun bedrijf en woning verkocht, tijdelijk bij hun dochter gewoond en te maken met gezondheidsproblemen die een verhuizing nog lastiger maakten. De bewoners benadrukten ook dat de gemeenteraad inmiddels onderzoek heeft gevraagd naar de mogelijkheid om permanente bewoning in vakantieparken toe te staan. Dit zou volgens hen perspectief kunnen bieden op een toekomstig legale status van hun verblijf.
De rechter wijst het verzoek af
De rechtbank oordeelde echter dat het echtpaar niet kon blijven wonen in de vakantiewoning, omdat permanente bewoning tegen de regels van het bestemmingsplan ingaat. Hoewel de gemeenteraad onderzoek heeft gevraagd naar een mogelijke pilot voor permanente bewoning, is er nog geen duidelijkheid over de uitkomst van dit onderzoek. Bovendien heeft het echtpaar volgens de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat zij actief naar een andere woning hebben gezocht en geen overtuigende voorbeelden gegeven van vergelijkbare gevallen waarin de gemeente permanente bewoning heeft gedoogd.
Gemeente: tijdelijk verblijf is mogelijk, maar handhaving blijft de norm
Volgens wethouder Irona Groeneveld van De Fryske Marren ziet de gemeente vaker dat vakantiewoningen in recreatieparken voor vaste bewoning worden gebruikt. De gemeente laat, na melding, tijdelijke bewoning voor maximaal een half jaar toe in het kader van sociale ondersteuning, bijvoorbeeld om een thuissituatie te ontlasten. In andere gevallen gaat de gemeente handhaven, meestal met een termijn van drie maanden om een andere woonplek te vinden. Het lopende onderzoek betreft slechts een verkenning naar een mogelijke proef met permanente bewoning in een specifiek park en biedt vooralsnog geen zekerheid op beleid dat in die richting wijzigt.
Grote toename van recreatief bewonen en uitdagingen in het beleid
Het aantal mensen dat in een vakantiehuis woont neemt toe. Uit cijfers van het CBS blijkt dat ruim 69.000 mensen in een recreatiewoning wonen, 14% meer dan vijf jaar geleden. De landelijke overheid overweegt op ongeveer zestig vakantieparken een proef te starten om permanente bewoning mogelijk te maken, een plan dat door PVV en VVD wordt ondersteund, maar waar NSC tegen is. Dit soort veranderingen in regelgeving zijn echter complex: hogere overheden, zoals de provincies, hebben strikte eisen op het gebied van ruimtelijke ordening, en ook Europese natuurregels kunnen beperkingen opleggen aan de mogelijkheden voor permanent wonen in recreatiegebieden.
Het juridische perspectief: uitdagingen voor bewoners
Advocaat Cato Blankenstein (La Gro Advocaten) merkt op dat steeds meer zaken worden aangespannen door bewoners die door de wooncrisis willen blijven in hun recreatiewoning. Vaak moeten bewoners echter aantonen dat zij intensief naar een andere woning hebben gezocht, ook buiten hun directe woonomgeving. Gemeenten zijn bovendien bevoegd om ook langdurige permanente bewoning in recreatiewoningen te handhaven. Uitzonderingen worden soms gemaakt in schrijnende gevallen, bijvoorbeeld voor zieke of oudere bewoners, waarbij een persoonlijke gedoogregeling kan worden afgesproken. In deze zaak heeft de rechter echter geoordeeld dat de situatie van het echtpaar niet uitzonderlijk genoeg was om van de regels af te wijken.
Bron: nrc.nl