Rijksbouwmeester Veenstra: nu nadenken over hoe we de komende eeuw in Nederland willen leven

9 mei 2022

Rijksbouwmeester Francesco Veenstra werd in september 2021 aangesteld. Hij start niet in een makkelijke tijd. Nederland staat voor een enorme opgave voor de woningbouw. We komen net uit de coronacrisis en de volgende crisis diende zich vrijwel meteen aan toen de oorlog in Oekraïne uitbrak. Er zijn daarnaast ook grote zorgen over het milieu. Stikstof in de lucht, een stijgende zeespiegel, verslechtering van de kwaliteit van het water. Veenstra weet dus dat hem een niet eenvoudige taak wacht. In gesprek met NRC geeft hij zijn visie op de toekomst van Nederland.

Advies over complexe zaken

De Rijksbouwmeester heeft een adviserende rol die zich allang niet meer beperkt tot de Rijksgebouwen. Hij en zijn College van Rijksbouwmeesters worden geconsulteerd bij het oplossen van aardbevingsschade in Groningen, maar ook bij het al dan niet toestemming geven voor de komst van een groot datacenter in een gemeente. Veenstra is ervan overtuigd dat ruimtelijke problemen moeten worden aangepakt door alle partijen hier direct bij te betrekken. Als voorbeeld noemt hij het uitkopen van boeren. Dat levert bouwgrond voor woningen op. Maar als die grond laaggelegen is dan ontstaat er dus een probleem als de zeespiegel stijgt. Mensen kunnen daar dan wellicht niet blijven wonen of er moeten tijdig maatregelen worden genomen.

Hoe leven we over 100 jaar?

Rijksbouwmeester Veenstra kijkt vooruit, ver vooruit. Hij denkt nu al na over hoe Nederland er over 100 jaar voorstaat. Wellicht werken we dan anders dan nu. Minder misschien, waardoor we meer vrije tijd hebben. Hoe vullen we die in en wat is daarvoor nodig? De Rijksbouwmeester is blij dat er weer een volwaardig Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is. Er moet duidelijke sturing komen als het gaat om het stikstofprobleem, mobiliteit, klimaatverandering en andere landelijke onderwerpen. Minister Hugo de Jonge lijkt een duidelijke visie te hebben over het vormgeven van zijn ministerie de komende jaren en daar is Veenstra blij om.

Rijksbouwmeester Veenstra nu nadenken over hoe we de komende eeuw in Nederland willen leven

Goed kijken wat er wordt gebouwd

Minister De Jonge wil dat er tot 2030 een miljoen woningen bij komen. Rekening houdend met de demografische ontwikkeling van Nederland moeten er tot 2050 misschien nog wel een miljoen woningen bij komen. Maar, zo geeft Francesco Veenstra aan, er moet goed gekeken worden naar wat voor huizen er worden gebouwd. Nederland vergrijst, dus er moet huisvesting voor senioren komen. Op die manier kunnen zij verhuizen uit hun te groot geworden eengezinswoningen die dan weer beschikbaar komen voor gezinnen. Wie weet zijn er dan minder huizen nodig dan de 2 miljoen die nu als voorbeeld wordt genoemd. Voor senioren moet er goed worden gekeken naar de geschiktheid van woningen en de locatie. Ouderen die willen verhuizen kun je niet ‘in een weiland’ laten wonen zonder goede voorzieningen in de buurt. Zij willen vaak graag in hun vertrouwde omgeving blijven.

Meer Vinex wijken is geen oplossing

In de vorige eeuw verrezen in veel steden Vinex wijken buiten het stadscentrum. Veenstra is er zeker geen voorstander van om dat nu weer te doen. Bouwen buiten de steden kan wel, maar er moet dan ook goede voorzieningen komen. Nu hebben deze wijken geen horeca, winkels en sportaccommodaties. Daarvoor moeten mensen alsnog de stad in. Er staan relatief weinig huizen per hectare, waardoor het ook nog eens erg onvoordelig is. Dit kan niet meer worden teruggedraaid. Daarom moet er vooral binnenstedelijk worden gebouwd om het huidige woningtekort op te lossen. De voorzieningen zijn er dan al, evenals een goede infrastructuur. Vanwege de stijgende zeespiegel moet er nadrukkelijk worden gekeken naar bouwen in hoger gelegen delen van Nederland, zoals in het oosten. Anderzijds moet de Randstad natuurlijk wel zo goed mogelijk worden beschermd, al was het alleen maar vanwege het cultureel erfgoed dat daar in het verleden is gebouwd.

Bron: NRC