Minister moet keuzes maken over bouwveiligheid
27 november 2025
De roep om overheidsingrijpen in de bouw wordt luider. Aanleiding is het recente rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over de instorting van een parkeergarage in Nieuwegein. Waar eerdere aanbevelingen vooral gericht waren op de bouwsector zelf, wijst de OVV nu expliciet naar de overheid. Er moet wettelijke borging komen voor de constructieve veiligheid van het bouwproces, niet alleen voor het eindresultaat.
Structurele gebreken in het bouwproces
De OVV stelt dat fouten zoals in Nieuwegein ontstaan in de basis: het bouwproces zelf is onvoldoende geborgd. De raad pleit daarom voor minimale wettelijke eisen, zoals het verplicht aanstellen van één verantwoordelijke constructeur per project en een verbreding van de periodieke controles op publieke gebouwen.
Deze aanbevelingen zijn niet bedoeld als extra laag regels, maar als vangnet om grote fouten bij eenvoudige bouwprojecten te voorkomen. Juist daar blijkt het regelmatig mis te gaan, zonder dat de verantwoordelijken daarop worden aangesproken.
Beperkte politieke wil voor meer regels
Hoewel de minister een jaar de tijd heeft om te reageren op de aanbevelingen, is de verwachting dat ze terughoudend zal zijn. Het kabinetsbeleid is immers gericht op het verlagen van regeldruk, onder andere via het programma STOER, dat overbodige eisen in de bouw moet schrappen.
Daarnaast speelt de afweging of de incidenten ernstig genoeg zijn voor ingrijpen. Tot nu toe is het aantal slachtoffers beperkt gebleven, wat het lastig maakt om zwaar in te grijpen in een sector die al onder druk staat.
Probleem zit niet in regels, maar in de praktijk
De OVV stelt terecht dat veel problemen in de bouw niet voortkomen uit een gebrek aan regelgeving, maar uit het niet naleven van bestaande regels. Er wordt nog te vaak gebouwd zonder deugdelijke tekeningen of constructieberekeningen, of van plannen wordt op de bouwplaats afgeweken zonder gevolgen.
De nieuwe Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) moet hierin verbetering brengen, zeker als deze straks ook geldt voor grotere projecten in gevolgklasse 2 en 3. Maar ook daar zijn nog zorgen, met name over de uitvoerbaarheid bij kleinere gemeenten en de gemengde ervaringen met de eerste fase van de Wkb.
Handhaving cruciaal voor constructieve veiligheid
Volgens kenners zoals het KPCV zijn er al voldoende hulpmiddelen en borgingsinstrumenten beschikbaar om constructieve veiligheid goed te regelen. Maar juist de partijen die die middelen het hardst nodig hebben, gebruiken ze niet. Het probleem zit dus niet bij de koplopers, maar bij de bouwprojecten waar veiligheid nog geen vaste plek in de cultuur heeft.
De OVV richt zich daarom niet alleen op het beleid, maar vooral op de handhaving ervan. Zonder duidelijke verantwoordelijkheden en striktere controle blijven de risico’s bestaan – met alle gevolgen van dien voor de gebouwde omgeving.
Bron: cobouw.nl