Waarom huren best slim kan zijn in een oververhitte woningmarkt
2 september 2025
Politiek kiest steeds opnieuw voor koop
Al jaren lijkt het mantra in Den Haag: koop is beter dan huur. De woningmarkt wordt dan ook al decennialang gestuurd op het idee dat een koophuis niet alleen financieel aantrekkelijk is, maar ook leidt tot zelfstandige, verantwoordelijke burgers. Toch groeit de kritiek op deze hardnekkige overtuiging.
Neem de woonplannen van de VVD: meer leencapaciteit voor starters, belastingvrije schenkingen terughalen en het recht om sociale huurwoningen op te kopen. Allemaal gericht op het aanjagen van koop, met als resultaat… nog hogere huizenprijzen. Economen noemen het een herhaling van slecht beleid, terwijl woningnood en betaalbaarheid juist schreeuwen om structurele oplossingen.
De koopobsessie versterkt ongelijkheid
Wie ooit een woning wist te kopen, profiteerde volop. In 2023 had de gemiddelde huiseigenaar een vermogen van ruim €327.000, tegenover slechts €4.000 voor huurders. Die kloof is niet toevallig ontstaan, maar is het gevolg van politieke keuzes.
Overwaarde, hypotheekrenteaftrek en belastingvoordelen stapelen zich op, terwijl huurders achterblijven in kleinere, duurdere en vaak slechtere woningen. Sociale huur werd stelselmatig uitgehold: sinds 1990 daalde het aandeel van 40 naar 28 procent. En ondanks mooie woorden over volkshuisvesting blijft nieuwbouw achter en neemt de druk op de huurmarkt verder toe.
Volkshuisvesting als politieke façade
Sinds het vertrek van Hugo de Jonge, die zich nog sterk maakte voor betaalbare huur, lijkt het elan uit de plannen verdwenen. Mona Keijzer heeft als minister weliswaar een eigen ministerie, maar nauwelijks middelen om écht te investeren. Woningcorporaties blijven met lege handen zitten en kunnen de afgesproken bouwcijfers niet waarmaken.
Tussen 2025 en 2035 zouden er 272.000 sociale huurwoningen moeten komen, maar daar staan ook 140.000 sloop- of verkoopplannen tegenover. Netto blijft er dus weinig over, terwijl de vraag groeit en de wachtlijsten langer worden. De rek is er al lang uit bij de corporaties, die moeten kiezen tussen onderhoud, lage huren of nieuwbouw. Geen van de drie komt momenteel uit de verf.
Hypotheekrenteaftrek als heilige graal
Ondertussen blijft de politiek miljarden steken in het subsidiëren van woningbezit. De hypotheekrenteaftrek kost jaarlijks 11 miljard euro, en het niet belasten van overwaarde nog eens 37 miljard. Voorstellen om dit aan te passen worden direct weggezet als ‘totalitair links’ of ‘afgunstbeleid’.
Die felheid komt niet uit de lucht vallen. Zo’n 60 procent van de huishoudens bezit een woning, en dat is een krachtige stem bij verkiezingen. Geen partij durft die groep serieus tegen te spreken, zelfs niet als De Nederlandsche Bank en het IMF pleiten voor hervormingen. Het laat zien hoe diep het woningbezit als ideologie is verankerd in ons beleid én in onze cultuur.
Wie profiteert het meest?
De grote winnaars? Niet de doorsnee koper, maar een selecte groep grootverdieners. Van de totale overwaarde op woningen in Nederland (zo’n 1.350 miljard euro) is meer dan de helft in handen van de rijkste 20 procent. Zij bezitten de grootste woningen, genieten van het meeste belastingvoordeel en houden de marktdynamiek stevig in hun greep.
Daarbij komt nog eens dat ruim 1,1 miljoen huishoudens extreem ruim wonen: meer dan 90 m2 per persoon. Deze overconsumptie van woonruimte is inefficiënt en versterkt de schaarste. Wie daar paal en perk aan wil stellen, moet nadenken over eerlijke belasting op ruimtegebruik, of stimuleren dat mensen kleiner gaan wonen.
Beleid dat ongelijkheid bestendigt
De rode draad? Huurders betalen de prijs voor beleid dat koop stimuleert en ongelijkheid in stand houdt. Ondanks verkiezingsbeloften, beleidsnota’s en ministers met mooie woorden is er te weinig politieke moed om de fundamentele ongelijkheid op de woningmarkt aan te pakken.
Wie écht wil bijdragen aan oplossingen voor de wooncrisis, moet durven denken buiten de koopwoning. Een gezonde woningmarkt vraagt om meer balans, eerlijkere verdeling van middelen en een herwaardering van huren als volwaardig woonalternatief.
Bron: nrc.nl