Rekenkamer kraakt woningbouwsubsidie opnieuw af
6 oktober 2025
Kritiek op effectiviteit woningbouwsubsidie groeit
De Woningbouwimpuls, het paradepaardje van de overheid om de vastgelopen woningmarkt weer in beweging te krijgen, levert volgens de Rekenkamer weinig tastbare resultaten op. Ondanks een investering van inmiddels bijna €1,4 miljard – met in totaal €2,25 miljard in het verschiet – blijft de verwachte versnelling van de woningbouw uit. Sterker nog, projecten met subsidie lopen vaak net zo veel vertraging op als projecten zonder.
De ambitie van het kabinet om jaarlijks 100.000 woningen bij te bouwen, blijkt in de praktijk lastig waar te maken met deze regeling. De subsidie zorgt er weliswaar voor dat sommige projecten meer betaalbare woningen realiseren, maar of het écht leidt tot extra woningen? Dat is op basis van de huidige cijfers niet vast te stellen.
Subsidie lost knelpunten woningbouw nauwelijks op
Gemeenten kunnen aanspraak maken op Wbi-geld als hun plan minstens 200 woningen omvat, waarvan de helft betaalbaar moet zijn – sociale huur, middenhuur of koopwoningen onder de €405.000. De eerste woning moet binnen drie jaar van start gaan, de laatste binnen tien. De subsidie dekt dan het onrendabele deel van het project.
In theorie klinkt dat als een goede stimulans. In de praktijk blijkt echter dat de subsidie de structurele oorzaken van vertraging, zoals capaciteitsproblemen of gebrek aan bouwlocaties, niet wegneemt. En doordat gesubsidieerde projecten sneller starten, kunnen andere initiatieven juist vertraging oplopen, doordat ze concurreren om dezelfde schaarse middelen en mankracht.
Betaalbaarheid op lange termijn onzeker
Een van de speerpunten van de Woningbouwimpuls is het vergroten van het aandeel betaalbare woningen. In een aantal projecten is dat ook daadwerkelijk gelukt. Toch waarschuwt de Rekenkamer dat er geen garanties zijn dat deze woningen op de lange termijn ook betaalbaar blijven.
Voor sociale huur ligt dat risico lager, maar bij koopwoningen is het goed mogelijk dat alleen de eerste eigenaar profiteert van een lagere prijs. En in het segment middenhuur is het onzeker of de woningen hun betaalbare status behouden, bijvoorbeeld bij herverhuur of verkoop.
Minister Keijzer wil Woningbouwimpuls voortzetten
Demissionair minister Mona Keijzer (BBB) ziet in de Wbi nog altijd een waardevol instrument. In een uitgebreide reactie stelt ze zich kritisch op ten opzichte van het onderzoek van de Rekenkamer. Volgens haar zijn de vergeleken projecten niet altijd goed vergelijkbaar, waardoor de uitkomsten scheef zouden kunnen zijn.
Toch neemt ze enkele aanbevelingen mee in de voorbereiding van een nieuwe subsidieronde. Daarbij noemt ze het bemoedigend dat er via de regeling meer betaalbare woningen worden gebouwd. Stoppen met het instrument is ze vooralsnog niet van plan.
Rekenkamer hekelt ‘hardleerse overheid’
Opvallend is dat deze kritiek niet nieuw is. Al in 2022 waarschuwde de Rekenkamer voor het beperkte effect van de Woningbouwimpuls. Toen werd al gesuggereerd om het instrument gerichter in te zetten. In plaats daarvan werd de doelgroep juist breder gemaakt, waardoor ook gemeenten zonder acute woningnood subsidie konden aanvragen.
De Rekenkamer spreekt nu van een overheid die zich eerder “hardleers dan lerend” opstelt. Fundamentele aanbevelingen zijn nauwelijks opgevolgd, terwijl het belang van een goed functionerend subsidiekader groter is dan ooit.
Bron: nrc.nl