Biobased bouwen stokt, ondanks miljoenen en ambitie
10 november 2025
Veel goede bedoelingen, weinig harde meters
Biobased bouwen heeft een stevig plekje op de politieke agenda, maar in de praktijk blijkt het lastig van de grond te komen. Terwijl het doel helder is — in 2030 moet 30 procent van de bouwmaterialen biobased zijn — zijn de resultaten nog ronduit bescheiden. Vorig jaar voldeed slechts 1 procent van de opgeleverde nieuwbouwwoningen aan die norm.
Dat is opvallend, want biobased bouwen wordt gezien als belangrijke sleutel in de verduurzaming van de bouwsector. Het gebruik van natuurlijke materialen zoals vlas, hennep of hout vervangt niet-hernieuwbare grondstoffen en helpt bij het verlagen van de CO2-uitstoot. Toch stokt de opschaling, vooral omdat productie, verwerking en afname nog onvoldoende op elkaar zijn afgestemd.
De keten is nog niet regionaal
Bij Heijmans weten ze dat biobased bouwen meer is dan een duurzaam imago. De bouwer investeert actief, met een houtskeletbouwfabriek in Heerenveen en eigen teelt van vezelhennep. Toch moet voor de verwerking nog worden uitgeweken naar Duitsland en komt ook het hout vaak van buiten de landsgrenzen.
Volgens Robert Koole, directeur Duurzame Ontwikkeling bij Heijmans, is dat logisch. In het buitenland is nu eenmaal meer ervaring én capaciteit. En hoewel het ideaalbeeld een volledig regionale keten is, ontbreekt in Nederland nog de benodigde infrastructuur. “We willen het liefst lokaal produceren, maar we hebben simpelweg te weinig tijd om te experimenteren.”
Certificering en garanties vormen een risico
Naast logistiek speelt ook betrouwbaarheid van de materialen een rol. Als een biobased isolatiemateriaal onverwacht niet aan de technische eisen voldoet, zijn de herstelkosten voor de bouwer. Dat risico maakt het lastig om grootschalig in te zetten op nieuwe, nog niet volledig gecertificeerde toepassingen.
Volgens Koole is het daarom belangrijk om de stap te maken naar grotere projecten. “Een paar icoonprojecten zijn mooi, maar om echt effect te hebben, moeten we richting massa.” Hij pleit ervoor om ook buiten de woningbouw te kijken. Biobased materialen kunnen bijvoorbeeld ook in de infrastructuur worden toegepast, zoals biobased bindmiddelen in beton voor wegenbouw.
Boeren willen wel, maar wachten op zekerheid
De landbouwsector staat zeker niet aan de zijlijn. Integendeel: boeren tonen interesse in het telen van gewassen als hennep, vlas of miscanthus. Maar grootschalige inzet vergt zekerheid over afzet. Zeker meerjarige gewassen vragen om forse investeringen, omdat ze niet zomaar afwisselbaar zijn met andere teelten.
Volgens LTO en LLTB zijn boeren bereid hun grond in te zetten, maar alleen als er duidelijke afspraken en afnamegaranties liggen. Patrick Lemmens van LLTB onderstreept dat het belangrijk is dat bouwers boeren blijven betrekken bij dit proces. “Grond is duur, maar er is voldoende kennis in de sector om het werkbaar te maken. Als we nu niet investeren, verdwijnt de teelt van biobased gewassen uit Nederland.”
Geld maakt de sprong mogelijk
Die investering begint nu langzaam op gang te komen. Zo trekt Rabobank de komende drie jaar 100 miljoen euro uit voor het stimuleren van biobased woningbouw. De bank doet dit onder meer via haar dochter BPD, die meer biobased woningen gaat realiseren. Daarnaast geeft Rabobank rentekorting op hypotheken voor biobased woningen.
Volgens Julian Wup-Kloosterman van Rabobank ligt de sleutel in het midden van de keten: tussen boer en bouwer. Door op die plek voorspelbare vraag te creëren, ontstaat er ruimte voor opschaling én zekerheid voor beide partijen. “Dit geeft de keten de stabiliteit die nodig is om echt te groeien,” stelt hij.
Bron: cobouw.nl