Hoe een juridisch voetnootje €1,7 miljard uit de schatkist liet verdwijnen
2 juni 2025
Fiscale verrassing van formaat
Wat begon als een technisch-juridische kwestie groeide in de zomer van 2024 uit tot een van de grootste fiscale verrassingen van het decennium. De Hoge Raad oordeelde dat Duitse vastgoedfondsen met een zogeheten Immobilien Sondervermögen-structuur geen vennootschapsbelasting hoeven te betalen over hun Nederlandse vastgoedwinsten. Daarmee verdampt voor de Nederlandse overheid in één klap bijna €1,7 miljard aan inkomsten, inclusief rente.
Deze uitspraak sloeg in als een bom bij het ministerie van Financiën. Niet alleen vanwege het forse bedrag, maar ook omdat dit besluit gevolgen heeft voor tientallen vergelijkbare Duitse fondsen die samen miljarden investeren in Nederlands commercieel vastgoed.
Amsterdamse meters, Berlijnse belangen
Op de Amsterdamse Zuidas huizen prestigeobjecten als The Edge, The Rock en de Ito-toren – stuk voor stuk eigendom van Duitse beleggers. In totaal kochten ruim twintig Duitse fondsen voor minstens €11 miljard aan vastgoed in Nederland.
Deze partijen – waaronder institutionele zwaargewichten als Deka en Union Investment – profiteerden jarenlang van stabiele huuropbrengsten, juridische zekerheid en de Nederlandse bouwkwaliteit. Maar dat zij hiermee ook nog eens een ongekend belastingvoordeel binnensleepten, bleek pas toen de hoogste rechter zich over de zaak boog.
Een lek van structurele aard
De directe schade – zo’n €1,1 miljard – betreft terugvorderingen van onterecht geheven winstbelasting. Maar de structurele impact is nóg groter. Winsten op nog altijd in bezit zijnde objecten zijn namelijk eveneens onbelast, wat naar verwachting leidt tot een gemiste belastingopbrengst van nog eens €600 miljoen.
Het ministerie smeert dit verlies boekhoudkundig uit tot in 2125, met jaarlijks €6 miljoen minder op de begroting. Een pijnlijke herinnering aan hoe een ogenschijnlijk kleine juridische nuance grote budgettaire gevolgen kan hebben.
Langlopend conflict als achtergrondruis
De uitspraak komt niet uit het luchtledige. Duitse fondsen voeren al jaren strijd tegen wat zij zien als fiscale ongelijkheid in Nederland. In duizenden bezwaarprocedures probeerden zij eerder dividendbelasting terug te vorderen, maar zonder succes.
Tijdens die strijd kwam een fundamentele vraag bovendrijven: wie is fiscaal gezien eigenlijk belastingplichtig – het fonds of de achterliggende belegger? De Hoge Raad zette in 2020 al een belangrijke stap door te oordelen dat deze fondsen geen ‘doelvermogen’ zijn. En in 2024 viel het definitieve kwartje: dan hoef je in Nederland dus ook geen winstbelasting te betalen.
Waarschuwing in de voetnoten
Opvallend: sommige fiscalisten zagen dit heffingslek al aankomen. PwC-belastingadviseur Hein Vermeulen waarschuwde er in 2020 al voor in een wetenschappelijke publicatie. Ook Jeroen Elink Schuurman, de advocaat die namens een Duits fonds de zaak won, erkent dat er ‘signalen’ waren.
Toch leek het ministerie overvallen door de uitspraak. Terwijl de wetgever in slaap leek gesust door jarenlang voortslepende procedures, sloopte de Hoge Raad met één vonnis een fundament onder het fiscale vastgoedbeleid.
Rechtspraak op scherp
Volgens fiscalisten als Gerard van der Linden toont dit vonnis juist de kracht van het Nederlandse rechtssysteem: de rechter corrigeert waar de wet tekortschiet. De politieke en budgettaire nasleep zal echter nog jaren voelbaar zijn.
Wat begon als een voetnoot in een juridische procedure, groeit zo uit tot een structureel belastinglek dat roept om wetgevend ingrijpen.
Bron: fd.nl